Even voorstellen: Barbara van Ede (48) is sinds 1998 medium-careverpleegkundige op de afdeling neurologie/neurochirurgie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. In 2018 won zij de Outreachprijs van het UMCU Hersencentrum, voor haar natuurlijk leiderschap in de verpleging. Barbara houdt van schrijven, zowel in veelzeggende sfeertekenende Tweets op Twitter (@gewoonBar) en schrijft daarnaast ook voor het tijdschrift Nursing.

 

Waardigheid

Daar ligt hij. Een grote man, waarschijnlijk heeft hij gewoonlijk een grote kop met krullen. Alleen is nu de ene helft van zijn hoofd kaalgeschoren en steekt er een drainslangetje uit zijn hoofd, omdat hij anders dood zou zijn gegaan. De druk in zijn hersenen bleek ernstig verhoogd.

Hersenvocht, liquor, druppelt via het slangetje in een opvangbakje dat naast zijn bed hangt. Op de andere helft van zijn hoofd zijn z’n krullen – nat van het zweet en plakkend op zijn voorhoofd. Hij ademt zwaar en snel. Niet gewoon door zijn mond, maar door zijn tracheacanule die ter hoogte van zijn adamsappel naar buiten steekt.

Lege blik

Als hij hoest, omdat er heel veel slijm in zijn longen zit, gaan zijn ogen even wijd open. Hij kijkt me niet aan maar lijkt dwars door mij heen te kijken met een lege blik. Zijn mond staat open en er loopt speeksel uit. Slikken doet hij niet. Daarom krijgt hij via een sonde voeding rechtstreeks in zijn maag gedruppeld met behulp van een pompje. Behalve zijn hartslag en ademhaling lijkt niets vanzelf te gaan bij hem. En zelfs met die hartslag en ademhaling is van alles mis.

Het is een zware man. Hij weegt zo’n 100 kilo, schoon aan de haak. Wassen, draaien, verschonen, omhoog tillen in bed doen we altijd met twee verpleegkundigen. Als een slappe pop verplaatsen we hem. Zijn ogen gaan weer even open, maar er is niemand thuis lijkt het. Wat voelt hij nog? Wat krijgt hij mee? Hoort hij wat ik zeg? Zou hij stiekem snappen wat er met hem aan de hand is? Niemand kan daar antwoord op geven.

Foto’s

Boven zijn bed is een draadje gespannen, er hangen foto’s aan. Op bijna elke foto zie ik een levenslustige man staan, groot, breedgeschouderd…en met een leuke krullenkop. Een foto van een man met 3 kinderen die om zijn nek hangen, ze lachen allemaal. Een foto van een man met hond. Foto van weer diezelfde man met een glaasje bier in zijn hand, tussen vrienden in een kroeg. Foto van de man kussend met een hele leuke blonde vrouw. En o ja, een stoere kerel op een mountainbike, helemaal onder de modder maar met een brede lach en twinkelogen.

Ik sta een paar minuten naar al die kiekjes te kijken en besef dat ik naar foto’s van de man kijk die hier in dit ziekenhuisbed ligt. Wat een confrontatie! In de verste verte lijkt hij niet meer op zichzelf. Mijn collega en ik kijken elkaar aan en denken precies hetzelfde…

Samen verzorgen we hem. Hij, die voor ons ineens een gezicht en een ziel heeft gekregen door de foto’s. De man-in-dat-bed is ineens niet meer alleen de complexe patiënt waar we uiteraard ons uiterst professionele best voor doen. Door alle beterschapskaarten aan de muur kennen we nu ook zijn voornaam en via de foto’s lijkt hij ons aan te kijken en te zeggen: ‘Hé, ik ben méér dan alleen maar een patiënt hoor!’

T-shirts

In zijn nachtkastje ligt een stapeltje T-shirts. Ik herken er eentje van de foto en besluit hem dat shirt aan te doen, in plaats van een stom geel operatiejasje ‘omdat die zo lekker makkelijk aan te trekken zijn. Het is een felgroen poloshirt van Ralph Lauren. Na het scheren gebruik ik zijn eigen after shave. Ik herken het geurtje van mijn eigen man. Als we helemaal klaar zijn met de verzorging tillen we hem met behulp van een tillift uit bed; in een aangepaste rolstoel. Rechtop zittend in een stoel ziet hij er al heel anders uit. Zijn ogen blijven open dit keer. In het laatje van zijn nachtkastje vind ik een MP3-spelertje en een koptelefoontje. Ik zet zijn lievelingsmuziek aan en doe hem de koptelefoon op. Zijn hartslag gaat sneller en zijn ademhalingsfrequentie stijgt. De enige reactie die hij geeft.

Zijn vrouw komt binnenlopen en begint te huilen. ,,Oooh, wat ziet hij er anders uit! Veel beter dan gisteren. Ik herken mijn eigen man weer!”

Als verpleegkundige kan ik niets veranderen aan de schade in zijn brein, wél aan zijn waardigheid als mens…

Als een slappe pop verplaatsen we hem in het bed. Zijn ogen gaan weer even open, maar er is niemand thuis lijkt het. Wat voelt hij nog? Wat krijgt hij mee? Hoort hij wat ik zeg? Zou hij stiekem snappen wat er met hem aan de hand is?