En er is vast iets op te sporen in mijn brein dat verband houdt met wat er gebeurt als ik mijn vriend Gerrit meen te zien, ook al is hij er al jaren niet meer.

Beeld: Pixabay

Rouwhallucinaties

Douwe Draaisma is een bekende psycholoog, die ook wel wordt aangeduid als de geheugenprofessor. Hij schrijft interessante boeken over het geheugen. Recent verscheen ‘De man die zijn hoofd verloor’, en ter promotie daarvan was Draaisma te gast in het radioprogramma ‘Nooit meer slapen’, dat vooral in podcastvorm aantrekkelijk is.

Zonder het boek gelezen te hebben beluisterde ik het gesprek met Draaisma, een beminnelijk en deskundig mens, lijkt me. Maar gaande het gesprek bekroop me ook een gevoel van irritatie: hij legde bekwaam uit wat we zo’n beetje weten ‘over wanen en illusies’ (de ondertitel van zijn boek), maar bleef voor mijn gevoel vooral een professor die iets beschouwt. Een deskundige die naar een patiënt kijkt, een man die met woorden iets tracht te duiden.

Dierbare

Hij raakte me echt kwijt op het moment dat hij sprak over rouw-hallucinaties, het fenomeen dat je een overleden dierbare nog ziet of hoort, terwijl dit ‘objectief’ natuurlijk niet kan. Het gaat om een fenomeen dat meestal als prettig wordt ervaren, de overledene zegt bijvoorbeeld iets geruststellends tegen de rouwende nabestaande. Dat het niet om iets abnormaals gaat kwam ook aan de orde: het komt relatief veel voor en de mensen die het ervaren hebben er in de regel geen hinder van.

Maar: we noemen het wel hallucinaties… En dit woord heeft een betekenis die ertoe doet: het is een psychiatrische vakterm, het is een bekend verschijnsel van de hersenziekte schizofrenie bijvoorbeeld. Ik ben niet tegen wetenschap, integendeel. Ik vind hersenwetenschappers niet zelden inspirerende mensen, en ik bewonder de intelligentie van veel van hen. Maar ik heb grote moeite met de duiding die aan veel verschijnselen wordt gegeven, de impliciete normen en waarden die verborgen liggen in de aanduiding van verschijnselen die tot het alledaagse leven behoren.

Gerrit

Natuurlijk is het interessant om te begrijpen waarom ik soms een overleden vriend op straat denk te zien lopen. Maar is dat niet eerst leuk of mooi, of bewijzend voor de waarde die deze vriend in mijn leven heeft gehad? En er is vast iets op te sporen in mijn brein dat verband houdt met wat er gebeurt als ik mijn vriend Gerrit meen te zien, ook al is hij er al jaren niet meer. Waar wordt die waarneming door getriggerd?

Welke omstandigheden spelen een rol als ik hem ineens zie? Begint het niet buiten mijn brein, kan de trigger niet iets in mijn lichaam zijn bijvoorbeeld? In het woord hallucinatie zit een waardeoordeel verstopt, het brein wordt boven het lichaam geplaatst. En de vraag is en blijft: is dat terecht, of vanzelfsprekend? ‘Woorden doen ertoe, spring er zorgvuldig mee om’ hoorde ik politicus Johan Remkes pas zeggen naar aanleiding van het stikstofrapport. Dat geldt ook hier: rouw is geen medische aandoening, en daar medisch jargon op loslaten geeft het toch die kleur. Rouw zit ook niet exclusief in ons brein, het huist ook overal in ons lichaam. Rouw kan ook mooi en dankbaar zijn.

Ik wil geen rouwhallucinaties, ik wil me gewoon nog af en toe verbonden kunnen voelen met de dierbaren die ik mis.

‘Woorden doen ertoe, spring er zorgvuldig mee om’ hoorde ik politicus Johan Remkes pas zeggen naar aanleiding van het stikstofrapport. Dat geldt ook hier: rouw is geen medische aandoening

  • Over de columnist Bram Bakker: Ook al is hij nu formeel gestopt in zijn vak, Bram Bakker blíjft een van de bekendste en opvallendste (ex-)psychiaters van Nederland. Hij werd opgeleid in de psychiatrie in de Valeriuskliniek en het VU medisch centrum in Amsterdam, promoveerde in 2000 op angstaanvallen en ging datzelfde jaar aan de slag als psychiater in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis. Naast het behandelen van patiënten publiceerde hij artikelen en boeken en werd uitgever.