Overpeinzingen bij een nalatenschap

Ruim de helft van alle volwassen Nederlanders werd maandag 21 oktober wakker bij een mediaboodschap die nogal wat mensen zwaar op de maag viel. Een door velen allang verdrongen vraag lag ineens weer ongemakkelijk vooraan in de gedachten: ‘Wilt u wel of geen orgaandonor zijn?’

Bovendien regende het dat het goot…

De Week van het Donorregister; velen waren net als ik even vergeten dat die deze week plaatsvond. Elke dag van de week, het hele jaar door, wordt er immers aandacht gevraagd voor tal van medische thema’s – een ziekte, een medische of verpleegkundige belangengroep, een geneeskundige nood.

Zoals: Wereld Bipolairendag (30 maart), Internationale Dag tegen Parkinson (11 april), Internationale Transgenderrechtendag (7 augustus). Of de Internationale Dag van het Handen Wassen, vorig week dinsdag 15 oktober. Het wemelt van speciale aandacht vragende dagen, die dikwijls aan de attentie van de meeste mensen ontglippen.

Toch verlopen veel van die bijzondere dagen in betrekkelijke stilte. Zo niet de Week van het Donorregister in Nederland, daar is geen ontkomen aan. Evenmin aan de kernvraag die nu weer op ieders bordje ligt.

De woorden van minister Bruno Bruins (medische zorg) deden er nog een schepje bovenop: ,,Vanaf 1 juli 2020 gaat de donorwet in. Volwassenen moeten dan expliciet hebben aangegeven wat ze willen na hun dood. Als zij dat niet hebben gedaan, wordt ervan uitgegaan dat hun organen mogen worden gebruikt voor transplantatie.”

Ineens is er weer alom het besef dat er nog een onbeantwoorde vraag ligt: veruit de meeste Nederlanders, ook ik, hebben nog altijd niet laten vastleggen of zij na hun overlijden wel of geen orgaandonor willen zijn. Op dit moment hebben bijna 6,7 miljoen (44 procent) van de Nederlanders van 12 jaar en ouder hun keuze geregistreerd. Dat zijn er 508.000 meer dan in februari 2018 toen de nieuwe wet werd aangenomen. Verreweg de meeste Nederlanders schoven die uiterste keuzedatum onmiddellijk terzijde, zo van: dat komt later wel. Ook ik.

Dat heeft er deels mee te maken dat de totstandkoming van deze wetgeving een eindeloze voorgeschiedenis kent van ruim 30 jaar politiek gekrakeel. Toen ik in 1987 medisch journalist werd, had ik een interview met de toen zittende directeur van Eurotransplant, de organisatie in Leiden die er zorg voor moest gaan dragen dat alle gewonnen organen op tijd bij hun ontvangers in de Eurotransplant-landen (nu: België, Duitsland, Kroatië, Hongarije, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk en Slovenië) zouden komen.

Bij binnenkomst bleek de man een golf-enthousiast. De tafel in zijn werkkamer lag bezaaid met golfballetjes in alle kleuren, overal stonden beeldjes van golfers, en er leunden golfclubs tegen de muur. Zijn monoloog ging grotendeels over deze ,,fantastische sport”, niet over waarvoor ik gekomen was: orgaandonatie- en transplantatie. Nauwelijks kwam ik ertussen.

Kort nadat ik de directeur toch een vraag kon stellen, omdat ik hem gaandeweg wist bij te sturen, eindigde de ontmoeting. Ik vroeg hem namelijk: ‘Heeft u zelf een donorcodicil?’ Hij stamelde wat, en bekende dat hij er geen bij zich droeg: ,,Nú niet… en, eh, nee ik heb geen codicil!” Is dat niet wat vreemd voor een directeur van nota bene een orgaanbank, die bovendien zelf arts is?, wreef ik hem in.

Toch begrijp ik hem nu wel een beetje. Eigenlijk was hij heel eerlijk. Het bleek dat hij zelf moeite had met orgaandonatie, en nog niet aan beantwoording van die vraag toe was. Ook al had hij die job.

Net zoals heel veel mensen had ook hij die vraag voor zich uitgeschoven. Ook weer: net als ik. Ik kreeg immers in mijn werk vaak te horen wát er mis ging bij orgaanuitname en transplantatie. En hij kende de praktijk van binnenuit.

Er is inmiddels heel veel verbeterd, weet ik. Zowel ethisch als medisch-technisch.

Het moment van de keuze is dus aanstaande. Hoe moeilijk die ook blijft, want je legt iets vast voor als je dood bent. Dat is best wel even een ‘dingetje’, zoals dat tegenwoordig heet. De meeste mensen zullen het daarom op de laatste weken laten aankomen. Ja, ook ik.

Toch overheerst bij mij de gedachte dat deze nalatenschap wellicht iemand kan helpen om verder te leven. Het is een cadeau voor het leven.

Foto: Pixabay