Een hoestende kleerkast die mij door de ziekenhuisgangen voortduwt en zijn lading virusdeeltjes over mij uitstort door dat open ‘shield’ van hem. Geen denken aan!
Hoestende man
Hoestend komt de man mijn kamer in het ziekenhuis binnen gestommeld. Lomp, blaffend bijna. ‘Ik kom u halen. U moet meekomen. Ik moet u afleveren. Bij de echo-afdeling, voor een miltonderzoek, staat hier.’
Grote kerel. Wit verplegersuniform. Klossende klompen. Faceshield, open van onderen, niets dat een eventuele virusontlading opvangt. Geen mondkapje… Niets.
Waar bent u van? ‘Patiëntenvervoer’.
Kriebelhoest
U hoest lekker, zeg. ‘Ach. Beetje kriebelhoest.’
Dat vind ik, eerlijk gezegd, niet zo prettig; ik lig hier voor een probleem met m’n afweersysteem.
‘O…’
Wilt u alstublieft mijn kamer uitgaan, de gang op… Ik wil niet dat u in mijn buurt staat te hoesten. Zeker niet nu.
‘O…’
Ik vraag het hem nog een keer, omdat hij geen enkele aanstalten maakt om uit mijn buurt te gaan. ‘Gaat u alstublieft wèg!’ (De man trekt zich nu morrend terug, maar hoest rustig door – niemand die er iets van zegt). Ik hoor en zie hem verder hoesten.
Dít ga ik dus niet doen. Een hoestende kleerkast die mij door de ziekenhuisgangen voortduwt en zijn lading virusdeeltjes over mij uitstort door dat open ‘shield’ van hem. Geen denken aan! Echt niet.
Keelgeschraap
Ik hoor hem weer een paar blaffen, keelgeschraap. Verveeld kijkt hij voor zich uit. En u wilt mij vervoeren?, roep ik hem van een afstandje toe. ‘Ja, u moet in deze rolstoel gaan zitten’.
Daar komt niets van in. Ik ga niet met u mee. ‘Waarom niet?!’
Bent u getest op corona…? ‘Always…’ Hij grijnst bijna achteloos en zijn intonatie staat me totaal niet aan. Ik peins er niet over.
Nu word ik boos. U komt hier binnen, nota bene op een hematologische afdeling. Hoestend. Vindt u dat normaal? ‘Ach man, kriebelhoest’.
Ik geloof er niets van.
Maar zelfs al zit er iets ‘dwars in zijn keel’, al kriebelt het op een onbereikbare plaats, dan nóg vind ik zijn houding volstrekt ongepast. Ziekenhuis, coronatijd, mensen met een zwakke weerstand. Vlakbij een oncologische afdeling met kankerpatiënten; naast mijn kamer ligt een patiënt met een ongeneeslijke vorm van kanker.
Op afstand
En deze patiëntenvervoerder staat te hoesten… Ook al zou het hooikoorts kunnen zijn, of keelirritatie.
Ga maar! Ja gaat u maar. Ik volg wel, op een paar meter afstand.
Verveeld besluit hij de strijd met mij op te geven en loopt de gang uit. De rolstoel voortduwend waar ik ín had moeten zitten.
In de open ruimten van het ziekenhuis, uitmondend in de grote hal, laat ik hem steeds vijf 5 meter voor me. Ik loop schuin achter hem, om eventuele aërosolen te ontwijken. Ik hoor hem hoesten. Om de paar meter.
Ja hoor, kriebelhoest…
Klacht ingediend dus.
Maar zelfs al zit er iets ‘dwars in zijn keel’, al kriebelt het op een onbereikbare plaats, dan nóg vind ik zijn houding volstrekt ongepast. Ziekenhuis, coronatijd, mensen met een zwakke weerstand…