Nog heel lang zullen we met afschuw over deze virusoorlog napraten en jaarlijks de miljoenen doden herdenken.
Een onzichtbare bezetter
Voor het eerst in mijn leven heb ik het gevoel alsof een immense vijand ons van alle kanten beloert en belaagt.
Een tegenstander die een aanvalsring om ons land en onze weerloze steden heeft gelegd, onze vrij toegankelijke openbare gebouwen en winkelcentra heeft ingenomen, theaters en plaatsen van vertier heeft vergrendeld, en duizenden slachtoffers per dag maakt.
Die onze levens heeft ingesloten. Onze bewegingen frustreert. Onze families en vrienden van ons afhoudt en sociale contacten bevriest.
Die niets wil weten van handen schudden, drie zoenen op beide wangen, een aai over een bol, een arm om een schouder. Die omhelzingen heeft verboden en uitingen van genegenheid in de ban heeft gedaan.
Fragiel
Die samenscholingen van meer dan drie personen beboet, en ons tot het dragen van mondkapjes heeft verplicht om te laten wie wij zijn en vooral: in welke fragiele, onbeschermde positie wij verkeren.
Die de ziekenhuizen en verpleeghuizen onder druk zet, het zorgpersoneel tot wanhoop drijft. En de begraafplaatsen en crematoria vult…
Een onzichtbare bezetter die zich moeilijk laat inschatten, laat staan bestrijden. Die in staat zal blijken meerdere gedaanten aan te nemen, als de verdelgingsmiddelen, de vaccins, er eenmaal zijn.
Een belager van wie je weet dat hij je vroeg of laat toch te pakken krijgt. In een onbewaakt ogenblik, juist als je denkt dat de kust veilig is en na maandenlang in huis te hebben geschuild toch weer eens naar buiten moet voor een noodzakelijke boodschap of een onvermijdelijk bezoek. Juist dan slaat hij toe.
Aerosol
In de supermarkt, onder de overkapping van een treinstation waar je ongemerkt door een virus-aerosol van een juist gepasseerde treinreiziger loopt. In de hal van een ziekenhuis, waar je voor de halfjaarlijkse controle voor je hart of je diabetes moet zijn, en waar de ziekteverwekkers door de hallen en gangen zweven, ook al draaien de ventilatoren er op volle toeren.
Of gewoon aan je eigen voordeur, straks op de elfde november. Als groepjes kinderen zingend of blèrend een Sint Maarten-lied aanheffen, terwijl jij voor de duur van de avondlijke virusverspreiding vriendelijk toekijkt, met je snoeptrommeltje in je hand.
Ze komen geheid, de kinderen met hun ouders op afstand – ook al heeft het Regionale Veiligheidsberaad (een kenmerkende crisisnaam) de viering ontraden. Want veel ouders vinden het goed, en ach: er is de kinderen toch al zoveel ontnomen in dit jaar.
Nee, ik doe dit keer niet open… en blijf in mijn schuilplek.
Diepe wonden
Voor het eerst in mijn leven voel ik de ijzeren greep van een bezettingsmacht, zoals Nederland die in de afgelopen 75 jaar niet meer heeft ervaren. Een opponent die al onze verworvenheden met de grond gelijk maakt, onze normen en waarden te grabbel gooit, de economie vernietigt, onze arbeidscontracten verscheurt, de gezondheidszorg verpulvert en diepe wonden slaat in al datgene wat we sociaal en cultureel in tientallen jaren hebben opgebouwd.
Een vijandige entiteit die velen van ons al heeft veranderd en soms het slechtste in mensen naar boven heeft gehaald: intoleranter, agressiever, achtelozer en nog hebzuchtiger dan we al waren. ‘Nee, wij laten ons niets meer ontnemen, wij bepalen alles zelf wel’.
Dat heet angst…
Nog heel lang zullen we met afschuw over deze virusoorlog napraten en jaarlijks de miljoenen doden herdenken.
Een vijand die ons tot het dragen van mondkapjes heeft verplicht om te laten wie wij zijn en vooral: in welke fragiele, onbeschermde positie wij verkeren.
Foto: Pixabay