Gaat u schreeuwen of flauwvallen?
Beeld: Pixabay
Een bloedeloos type…
Onlangs moest ik weer eens bloed laten prikken in het ziekenhuis. Fluitje van een cent voor de meeste mensen. Na drie minuten staan ze weer buiten met een pleister op de prikplek.
Helaas gaat dat bij mij anders. Het is een martelgang, die zeker een half uur duurt. Inmiddels weet ik dat. “Ik ben nogal een lastige klant”, zeg ik tegen de prikster-van-dienst. Dat zijn meestal vrouwen, die dit werk al jaren doen. Fikse types, die mij vragen: “O, is dat zo? Gaat u schreeuwen of flauwvallen?”
“Nee, dat niet, maar ik weet dat ik erg diepliggende, dunne aderen heb, die maar moeilijk te vinden zijn”. “Dat zullen we wel eens zien”, zegt de dienstdoende dame, met een air van: mij lukt dat best, ik heb voor hetere vuren gestaan.
Oké, ik heb ze gewaarschuwd, ik wacht de dingen, die komen gaan lijdzaam af.
Diepliggende vaten
Eerste poging: aan de binnenkant van de elleboog in de linkerarm. Ik moet een vuist maken, zij klopt en speurt, zij schudt wat aan de arm en probeert ergens te prikken. Helaas, geen sjoege. Geen druppeltje bloed te bekennen. Tweede poging: op de bovenkant van een hand. Weer kloppen, vuist ballen, extra dun vlindernaaldje, prikken, weer geen succes.
De prikster gaat nu inzien dat mijn waarschuwing niet voor niets was. “U hebt heel diepliggende en dunne vaten”, zegt ze.
Vertel mij wat.
Wat nu volgt had ik nog nooit eerder gehoord. “Het protocol schrijft voor dat u nu na twee mislukte pogingen recht hebt op een nieuwe prikster’, zegt ze. Daar kijk ik erg van op. “Waarom?”, vraag ik. “Om frustratie te voorkomen, bij u, maar ook bij de prikster”, antwoordt ze. Misschien bang dat ik zal gaan schelden, spugen of meppen? “Nou, dat niet”, zegt ze, “maar het zou kunnen dat u nu liever iemand anders hebt. Trouwens, het kan ook zijn, dat ik er liever een collega bijhaal, nu het me tweemaal mislukt is”. .
Vijf buisjes
Aangezien ik de mevrouw al eens eerder heb gehad (zij herinnert zich dat duidelijk niet meer, ik wél) en het haar toen uiteindelijk lukte toch vijf buisjes bloed uit mij tevoorschijn te toveren, zeg ik, dat ik haar vertrouw en geen behoefte heb aan een nieuwe kracht.
We wagen een derde poging. Rubberen handschoen met heet water erbij om mijn koude hand op te warmen, waardoor de aderen opzwellen en het lukt. Bovenop m’n andere hand ditmaal. Eindelijk.
Met op drie plaatsen een verbandje ga ik terug naar de wachtkamer. Ik hoop dat de nog wachtende patiënten niet schrikken van al mijn pleisters.
Ik weet niet of het normaal is, dat mij een nieuwe prikster werd aangeboden. Of zou dat het gevolg zijn van het feit dat patiënten tegenwoordig steeds kortere lontjes hebben? Als dat het geval is, vind ik dat een kwalijke ontwikkeling. Je mag aannemen, dat op de bloedafname-afdeling geen sadisten werken, die er plezier aan beleven mensen zo vaak mogelijk te prikken. Dat ik op dat gebied een lastige, maar geduldige patiënt ben, heb ik inmiddels wel bewezen.
Uitvinding
Overigens las ik eens iets over een nieuw hulpmiddel, dat in zulke gevallen goede diensten bewijst bij het opsporen van diepliggende, lastige aderen. Iets dat je op de betreffende plek in de arm legt, een soort mini-röntgenbeeld, en dat dan aanwijst wat de beste plek is om te prikken. Geen idee of die uitvinding ooit op de markt is gekomen, maar zo ja, dan is die in ieder geval niet doorgedrongen tot de prik-afdeling van mijn ziekenhuis.
Misschien moeten ze maar eens een aantekening in mijn dossier maken: “Patiënt met lastige vaten en aderen, maar wel geduldig en volstrekt niet agressief”.
Het protocol schrijft voor dat u nu na twee mislukte pogingen recht hebt op een nieuwe prikster, zegt ze.
- Over de columnist: Cisca Dresselhuys (1943, Leeuwarden) behoeft nauwelijks introductie: hoewel haar journalistieke loopbaan bij het dagblad Trouw begon, verwierf zij landelijke bekendheid als hoofdredactrice van het feministisch maandblad Opzij (1981-2008). In haar eerste pensioenjaren schreef zij onder meer het boek ‘Drukker dan ooit’ (2011), en maakt nu columns en interviews voor verschillende tijdschriften.