Door schade en schande wijs geworden, heb ik afgeleerd al te enthousiast te zijn wanneer woorden als ‘wondermiddel’ of ‘doorbraak’ in de media klinken.
Doorbraak
Een paar jaar geleden vertelde een toponderzoeker van een gespecialiseerd ziekenhuis op televisie vol trots dat naar zijn verwachting 90 procent van de kankersoorten over twintig jaar een chronische ziekte zou zijn.
Bij dit soort uitspraken trek ik mijn wenkbrauwen op. Het is de vraag of het de patiënt van vandaag helpt om op deze manier naar de toekomst kijken. Hij zal doorgaans geen gebruik meer kunnen maken van dit soort therapieën, terwijl het wel hoop wekt. Ik zie veel patiënten na dit soort ‘nieuws’ met een krantenartikel de spreekkamer binnenkomen. Het is pijnlijk om dan te zeggen dat de onderzoeksresultaten nog uiterst onzeker zijn. De patiënt die in de toekomst zal profiteren, is nu nog niet eens ziek.
Belangenorganisaties
Laat er geen misverstand over bestaan: met deze toponderzoeker vier ik de vooruitgang die binnen de oncologische wetenschap geboekt wordt bij borstkanker, bij melanoom en op andere vlakken. Met hem hoop ik dat belangenorganisaties zoveel mogelijk geld binnenhalen.
Maar er zijn belangrijke kanttekeningen te plaatsen. Door schade en schande wijs geworden, heb ik afgeleerd al te enthousiast te zijn wanneer woorden als ‘wondermiddel’ of ‘doorbraak’ in de media klinken. Door mijn ervaringen met de behandeling van longkanker in de afgelopen jaren ben ik vooral terughoudend geworden. Terughoudend, omdat groots in het nieuws gebrachte ‘doorbraken’ uiteindelijk toch vaak tegenvallen: een klein deel – en veel vaker een zéér klein deel –van de patiënten profiteert ervan. Terughoudend, omdat ik zie dat de levensverwachting van longkanker slechts met procentenfracties per jaar verbetert. Terughoudend vanwege de kracht van deze tegenstander.
Vakantierijk
Het intrigerende van werken in een ziekenhuis in een vakantierijke provincie, zoals Drenthe, is, dat ik nogal eens patiënten tegenkom die elders behandeld worden. Soms hebben ze tijdens hun vakantie medische zorg nodig. Zo ook een jonge vrouw met longkanker die bij ons in Assen met benauwdheid werd opgenomen. Al bij de diagnose zijn er uitzaaiingen door haar hele lichaam geconstateerd. Het is een onzeker rampscenario met een zekere uitkomst.
Bij ons onderzoek blijken er ook uitzaaiingen in de longvliezen te bestaan, waardoor zich grote hoeveelheden vocht in haar longholte verzameld hebben. Het weghalen van dat vocht resulteert in afname van hinderlijke kortademigheid. Een korte klinische blik volstaat voor een eenvoudige conclusie: deze vrouw verkeert beslist in haar laatste levensmaanden, misschien is dit zelfs wel de laatste.
Experimenteel
Ik raak met haar in gesprek over alle behandelingen die ze de afgelopen elf maanden heeft ondergaan in een academisch centrum aan de andere kant van het land. Een indrukwekkende lijst van deels experimentele medicamenten passeert de revue. Ze vertelt al die tijd praktisch in het ziekenhuis gewoond te hebben, tot vorige week aan toe. Alle inspanningen ten spijt vallen de resultaten van de behandelingen tegen. Telkens weet de kanker alle valstrikken te omzeilen. Haar strijdvaardigheid heeft haar naar verschillende ziekenhuizen gevoerd. Andere dokters, nog weer nieuwere medicijnen, nog experimentelere. Uiteindelijk is haar verteld dat er ‘voorlopig geen nieuwe behandelopties zijn’. Als ik vraag of ze wel weet dat ze snel dood zal gaan, reageert ze geschrokken: ‘Natuurlijk.’ En als ik vraag wat dat voor haar betekent, blijft ze stil.
De dood is nauwelijks besproken, over de weg daarnaartoe is nauwelijks gesproken. Ik bel mijn collega, de hoofdbehandelaar, om te vragen hoe dat toch komt. Ze vertelt dat ze dit aan de huisarts overgelaten had en dat die het zou oppakken.
Waardevol
Hier valt een belangrijke les uit te trekken: zowel de arts als de patiënt focust vaak te weinig op de consequentie en betekenis van een ziekte. Behandelen en de medische vooruitgang benutten wordt gezien als een must, maar juist in het decennium van explosieve vooruitgang, besef ik steeds meer dat niet alles wat kan ook daadwerkelijk móét. Als je teveel focust op de behandeling, kan je de realiteit uit het oog verliezen. Dat kan waardevolle levenstijd kosten.
Het bieden van uitstekende oncologische zorg zou gepaard moeten gaan met het bieden van uitstekende palliatieve zorg. Topzorg bestaat – uiteraard – uit het verkennen van het steeds groter wordende assortiment aan tumorgerichte medicatie, maar ook uit het erkennen van de nadelen van behandelen. Topzorg betekent ook met de patiënt te praten over de onomkeerbaarheid van het naderende einde, over het tijdig stoppen met behandelen. En ervoor zorgen dat mensen niet verstrikt raken in een eindeloos web van de talloze experimentele therapieën die beschikbaar zijn. Topzorg is de patiënt van nu vooral níét voorhouden hoe de wereld er over twintig jaar uit kan zien.
Afscheid
Hoewel veel artsen de realiteit van de dood wel bespreken, kan het echt nog veel beter. De echte doorbraak die gemaakt kan worden is erkennen dat palliatieve zorg een onontkoombaar en integraal onderdeel is van de zorg die wij leveren. Vertellen dat ‘opgeven’ wél een optie is. ‘Opgeven’ creëert immers ruimte om afscheid te nemen van alles wat je lief is.
Laten we elkaar als zorgverleners beloven dat we de patiënt op tijd in de ogen zullen kijken en dat we het lef zullen opbrengen om over de dood en de weg daarnaartoe te praten, zodat het afscheid van familie en vrienden de rust en de tijd krijgen die het verdient. Een afscheid dat vaak het liefst ver buiten dat ziekenhuis kan plaatsvinden. Ikzelf beloof het in ieder geval.
Alle inspanningen ten spijt vallen de resultaten van de behandelingen tegen. Telkens weet de kanker alle valstrikken te omzeilen.