Even voorstellen: Ivan Wolffers is schrijver, arts en emeritus hoogleraar. Hij combineert al tientallen jaren zijn liefde voor de wetenschap met zijn liefde voor de literatuur. Hij studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Utrecht. In de jaren zeventig zette hij, met studiegenoten, de eerste gezondheidswinkels op. Ook schreef hij medische handboeken en werd hoogleraar Gezondheidszorg in ontwikkelingslanden. Wolffers schreef romans, kinderboeken, medische voorlichtingsboeken en wetenschappelijke literatuur. Zijn meeste recente boek: ‘Overleven (2019)’. Zie ook: www.ivanwolffers.nl

De dokter en de woorden

Deze week schrijft Helen Salisbury, een Britse huisarts, in het gerespecteerde wetenschappelijke tijdschrift British Medical Journal (BMJ) een column over artsen die na grondig onderzoek hun patiënten teleur moeten stellen. Volgens hun medische handboek is er niets dat de klachten van de patiënt kan verklaren, maar die patiënt verwacht wel een gefundeerd antwoord op de vraag wat er aan de hand is?

Dat is het geval bij 20 tot 50 procent van de bezoekjes aan de zorg. Het betreft namelijk niet allemaal zulke duidelijke diagnoses als een longinfectie of een aanval van angina pectoris (een drukkend gevoel op de borst), waarbij een arts duidelijk kan uitleggen wat er aan de hand is.

Stress

Salisbury stelt de vraag of medisch studenten daarin niet beter moeten worden opgeleid. En ja, artsen kunnen beter niet mensen met een kluitje in het riet sturen. Bijvoorbeeld met ‘Het zal wel een beetje samenhangen met de stress.’ Ja verdorie, álles hangt samen met stress, maar verklaart dat de klachten dan? En hoe werkt het precies?

Of, ietsje eerlijker: ‘Ik weet niet precies waardoor u die verschijnselen heeft, maar ik kan u verzekeren dat het niets ernstigs is.’ Dat is een verzekering die geen verzekeraar wil afsluiten en dat weet de patiënt heus wel. Er kan altijd iets zijn…

Repelsteeltje

In haar arrogantie heeft de zorg het alleenrecht opgeëist van het bepalen wat ziekte is en hoe dat behandeld moet worden, terwijl het voor een arts wetenschappelijker zou zijn om te twijfelen aan of je alles kunt weten. Het heeft gezorgd voor wat we het repelsteeltje-fenomeen in de geneeskunde noemen. We zoeken naar de bevrijdende woorden die de onbekendheid van de aard der klachten in een klap omzetten in een bevrijding. Niemand weet, niemand weet dat ik Repelsteeltje heet. Een arts kan met de juiste diagnose een konijn uit de hoge hoed toveren. ‘Ach, het is waarschijnlijk een vitamine D gebrek. Ik zal u daar even een receptje voor voorschrijven.’ Fijn, er is een naam voor de klachten en we kunnen weer verder.

… Alsof je in het afvalbakje bij de wastafel in de spreekkamer terecht komt.

Ietsje moeilijker is het om de patiënt uit te leggen dat het allemaal ‘tussen de oren’ zit. De patiënt somatiseert of heeft last van psychosomatische klachten. Lichaam en geest zijn nu eenmaal één, met je lichaam druk je uit wat erin in je omgaat. Als je onduidelijke lichamelijke klachten hebt maak je je ook ongerust. En als je bezorgd bent over je dementerende moeder of over je rebellerende puber dan leidt dat tot allerlei vage lichamelijke klachten. Vaak voel je je als patiënt door zo’n uitleg toch bekocht, alsof je in het afvalbakje bij de wastafel in de spreekkamer terecht komt.

Verwachtingen

Maar zo werkt het niet. Een half jaar later zijn er andere klachten of dezelfde klachten komen weer terug. Als je zoals Helen Salisbury voorstelt artsen beter wilt voorbereiden op de communicatie, waarbij je kennis onvoldoende is om de patiënt echt iets te bieden, dan moet je beter leren praten met elkaar. Over de te hoog gespannen verwachtingen van de patiënt en de grenzen van de medische kennis.

Een arts moet zeker niet de mensen die op hem vertrouwen het gevoel geven dat ze liegen, zeuren of dingen verzinnen om aandacht te krijgen. Goed luisteren is de eerste stap naar het serieus nemen, er tijd voor uit trekken is de tweede, een bescheiden opstelling is voor de arts de derde stap en ten vierde moet je samen zoeken naar de woorden die buiten medische handboeken en wetenschappelijke artikelen liggen om elkaar te begrijpen. Vragen ‘Wat denkt u dat het is?’ of ‘Hoe noemen ze uw klacht in het land waar u ben opgegroeid?’ of zeggen ‘De medische wetenschap weet het nog niet precies, maar laten we samen een plan bedenken waarbij we er samen uit komen.’ Dat vormt al een aardig begin.

Een arts moet zeker niet de mensen die op hem vertrouwen het gevoel geven dat ze liegen, zeuren of dingen verzinnen om aandacht te krijgen.

Zie ook: www.ivanwolffers.nl