Even voorstellen: Sander de Hosson (Utrecht, 1977) is longarts en specialist palliatieve zorg in het Wilhelmina Ziekenhuis Assen (WZA). Enkele jaren geleden ontdekte hij ook zorg te kunnen verlenen via zijn pen en troost en begrip te kunnen bieden met het geschreven woord. Naast leerboeken over zijn vak en wetenschappelijke publicaties, schrijft Sander de Hosson columns over de zorg waarin hij de menselijke maat hanteert. In 2018 verscheen zijn bestsellerbundel 'Slotcouplet'.

Bedank Morpheus…’

Ze zit rechtop in bed. Haar handen zijn gebald tot vuisten en omsluiten de bedrand. Ik zie grote aders op de handrug. Prachtige handen, handen die een man lief hadden. Die zes kinderen hebben grootgebracht. Handen die ervoor zorgden dat zij koninklijk onderscheiden is voor haar indrukwekkende carrière als vrijwilliger.

Handen die er toe doen. Maar ook handen die zich nu ballen, omdat haar lichaam niet meer wil. Omdat haar longen niet meer het simpele fatsoen kunnen opbrengen hun werk te doen. Omdat COPD zo’n onwaarschijnlijke rotziekte is.

Eerder die week hadden we haar opgenomen. De zoveelste longontsteking. Een zoveelste longaanval. Haar lippen tuiten bij elke ademhaling. Haar pogingen om meer lucht binnen te krijgen, zijn niet voldoende. Ik zie haar benauwde lichaam. Ze ademt snel en oppervlakkig. Ik zie haar gelaat, haar neus, ze zijn blauw. Die kleur ontsiert dit prachtige mens.

Helder en wijs

Ik ken haar al jaren van mijn polikliniek. Klein, mager, scherp, kritisch. Humoristisch. Helder en wijs. Ze is 86 jaar, maar ze weet dondersgoed wat hiphop en Netflix zijn. Boven alles is ze trots en dapper. Ze woont op zichzelf. Een huishoudster is resoluut afgewezen. COPD verwoest zonder schaamte haar inspanningsvermogen. Toch weet deze vrouw via ingenieuze manieren haar huis schoon te houden. Haar familie slaat dat verontrust gade.

Vandaag, tijdens mijn visite, bemerk ik voor het eerst angst in haar ogen. Nauwelijks kan ik me voorstellen wat zij voelt. Want hoe voelt dat, zo benauwd te zijn? Hoe voelt het stil op de bank te zitten of in bed te liggen terwijl je longen werken alsof je een marathon loopt? Hoe moet het zijn een ziekte te hebben die mensen nauwelijks van de buitenkant zien? Hoe moet het zijn om opgesloten te zitten in een lichaam dat niets meer kan, terwijl je in wilde paniek tegen alle wanden slaat en schopt om er uit te kunnen?

Al veel vaker hadden we gepraat over de dood. Ze was er niet bang voor had ze gezegd. Maar ze was wel doodsbang om te gaan. Om te stikken. ,,Laat dat niet gebeuren,” had ze me niet lang geleden gevraagd.

Ik pak haar hand vast en kijk in haar diepgrijze ogen. Die warmte, die wijsheid. Ze stellen de vraag opnieuw zonder het te zeggen. En op mijn beurt vertel ik haar dat de medicijnen die de benauwdheid zo goed kunnen remmen voor haar klaarstaan. Het is een stilzwijgende afspraak die we eerder maakten en wordt nagekomen nu de benauwdheid zo allesoverheersend is geworden dat elke minuut te lang duurt.

,,We zullen de morfine nu continu geven zodat de benauwdheid niet steeds terugkomt als de pilletjes uitgewerkt zijn. Via een pompje.”

‘Opluchting’

Ze kijkt me aan. ,,Graag”, brengt ze uit. Hoe onvoorstelbaar benauwdheid moet zijn, zo onvoorstelbaar moet het ook zijn om dat niet meer te hoeven ervaren. Als de verpleegkundige en ik weglopen en ik me nog even omdraai zie ik de eerder door haar dochter zo mooi omschreven ‘opluchting’.

Later die middag loop ik opnieuw langs. Haar borst haalt nu rustig adem. Ze heeft haar handen met die grote aders naast zich neer gelegd. Ontspannen. In de korte ontmoeting die onze ogen maken, beseffen we beiden dat we elkaar niet meer zullen zien. Dan pakt ze mijn hand. Ik voel dat ze zacht knijpt.

“Bedank Morpheus*,” fluistert ze zacht.

“Heel erg vaak,” fluister ik terug.

Als ik wegloop, zie ik dat haar lippen niet meer getuit zijn. Verre van dat. Ditmaal glimlachen ze. Het bleek een afscheid.

* Morpheus was de Griekse god die in dromen verscheen. Hij woonde in een grot bedekt met papaverplanten. Het medicijn morfine werd naar deze god vernoemd.

Hoe moet het zijn om opgesloten te zitten in een lichaam dat niets meer kan, terwijl je in wilde paniek tegen alle wanden slaat en schopt om er uit te kunnen?