Alette Orie is overleden, 52 jaar jong. Haar voormalige vrouwelijke partner met haar twee kinderen achterlatend – jarenlang had zij de kids als haar eigen koters beschouwd.

De avond voor haar dood sprak ik met Alette, via de telefoon, zittend aan mijn huiskamertafel, aantekeningen krabbelend op de achterzijde van het ochtendblad waar een advertentie van een loterijorganisatie over ‘de begroting voor volgend jaar’ toevallig veel ruimte overliet.
,,Morgenochtend om vijf minuten over half elf ben ik er niet meer…” Even viel er een stilte – bij Alette, maar vooral bij mij. Secondenlang wist ik niet wat ik moest zeggen.

Wat zeg je tegen iemand die gepland sterft? Het beste…? Veel sterkte? Doe het niet! Waarom toch?
Alette was dergelijke reacties inmiddels wel gewend. Menigeen probeerde al jaren haar van deze wanhoopsactie af te brengen. Want, eigenlijk wilde ze – zónder pijn – blijven leven.

,,Maar het is klaar, ik ga ervoor”, zei ze. ,,Geloof me, er rest me geen andere weg. Ik heb zoveel pijn, zo onvoorstelbaar veel pijn. Alles heb ik geprobeerd om daarvan af te komen. Pijn, veroorzaakt door die verdomde rot-matjes.”

Mevrouw Orie uit Ermelo voelde zich slachtoffer van een, naar zij jarenlang tevergeefs volhield, verkeerd ingehechte gynaecologisch ‘matjes’, twee in totaal, van het omstreden materiaal polypropyleen. Tijdens de operatie, om haar baarmoederverzakking te verhelpen, zou de prothese zodanig fout zijn ingenaaid dat een cruciale zenuw in haar buik onherstelbaar afgekneld raakte. Jaren na dato, eigenlijk pas op het laatst, kreeg Alette erkenning dat er iets fout was gegaan tijdens de ingreep. Maar niet van de betrokken arts zelf, maar van externe deskundigen die niets met de betreffende operatie te maken hadden gehad.

Jarenlang ook was ze niet serieus genomen, als psychiatrisch patiënt aangemerkt en opgenomen in een Ggz-kliniek. ,,Ze noemen me ‘gek’, maar ik ben inderdaad soms gék van de pijn.”

Er was niemand die haar kon helpen. Hopeloos voelde zij zich in de steek gelaten. Veel goedbedoelende mensen haakten af door haar eindeloze klaagzang. Ook haar talloze e-mails aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg en haar brieven aan de minister bleven onbeantwoord. ,,Ik heb nooit iets van hen terug gehoord, ook de minister heeft nooit geantwoord.”

Ik kende Alette een jaar of drie, vier. Destijds app’te zij me – soms in een golf van noodsignalen – dat haar pijn niet te harden was, dat er niet meer mee te leven viel, dat ze naar de dood verlangde. Toen al…

De gesprekken en berichten van toen verschilden niet veel met die van nu. De doodswens voerde altijd de boventoon. Alleen waren er dit keer een datum, een tijdstip en een plaats voor haar euthanasie aan gekoppeld: 18 september, half elf in de morgen, in een hospice te Amersfoort. Twee psychiaters van de Levenseindekliniek en een SCEN-arts hadden uiteindelijk ingestemd met de levensbeëindiging. ,,Toen ik nog geen pijn had, was het leven goed”, keek Alette de avond voor haar dood – in haar laatste telefoongesprek – terug.

,,Ik had een eigen horecazaak in Ermelo, met een eigen camping”, vertelde mevrouw Orie me, en even klonk ze zoals ze zich ooit moet hebben gevoeld. ,,Ik was een sportmens, ach wat heb ik het fijn gehad – totdat ik die matjes ingepland kreeg. Vanaf toen was het mis. Niets hielp, alleen alcohol soms – nu ja, voor even dan.”

Alette Orie is er niet meer – eindelijk is ze van de pijn verlost.