Aalsmeerse wijkagent Erik van den Brun is een van de gezichten van de nieuwe trombose-campagne

Trombose? Kón niet. Ik was toen 31 jaar, dus veel te jong.

AALSMEER – Rood, glimmend en gezwollen. Het pijnlijke rechterbeen van politieman Erik van den Brun (57) vertoonde alle trekken van een trombosebeen. ,,Binnenin mijn been voelde het als een veel te hard opgepompte binnenband”, zegt de Aalsmeerse wijkagent. ,,Het knelde, bonkte, deed veel pijn.”

‘Het lijkt waarachtig wel trombose’, schatte zijn vrouw in – zij was verpleegkundige. Maar toen zij samen naar het ziekenhuis togen, werd die ‘thuisdiagnose’ van de vakgenoot onmiddellijk van tafel geveegd door de spoedeisende hulp. ,,Nee, nee… het is beslist géén trombose!”

Van den Brun kan er nu best een beetje om lachen, ook al maakte het hem toen – in 1993 – buitengewoon onzeker. ,,Het kón gewoon geen trombose zijn, werd gezegd. Uitgesloten! Daar was ik veel te jong voor, oordeelde men. Dit was een aandoening voor de hogere leeftijden, niet voor iemand van 31 jaar. Dus we konden weer op huis aan, zónder dat ik was onderzocht.”

De vrouw van de toen nog Amsterdamse mentor van aspirant-agenten, vertrouwde de uitslag echter niet. Het paar toog daarop naar een naburig ziekenhuis, waar de zichtbare symptomen onmiddellijk tot serieus onderzoek van de patiënt leidden en de uitslag niets aan duidelijkheid te wensen overliet: trombose! ,,Ik werd meteen opgenomen, lag een week in het ziekenhuis”, zegt Erik van den Brun.

De behandeling in het ziekenhuis leek effect te hebben. Maar enige maanden later was het opnieuw mis: wéér zwol het been tot een pijnlijke en glimmende dikte op, wederom trombose. Waarna er meer signalen kwamen van een voortgaand proces van stolselvorming. ,,Ik werd geplaagd door kleine longembolieën.” De doortastende radioloog van dit ziekenhuis ontdekte niet alleen dat het probleem diep-veneus was, maar ook: dat er erfelijkheid speelde, ook al waren er in de familie – op dat moment – geen tekenen daarvan.

De diagnose was evenwel van vergaande betekenis: ‘Factor V Leiden’, een erfelijke bloedstollingsziekte met een meer dan gemiddelde kans op het ontstaan van bloedpropjes, overal in de bloedbaan. Een afwijkende vorm van een van de eiwitten die de bloedstolling regelen, daaraan leed Erik van den Brun. En daardoor zit hij levenslang vast aan het gebruik van antistollingsmedicatie en moet hij op zijn hoede blijven voor bloedingen.

De naam van deze erfelijke vorm van trombose (waarbij de ‘V’ staat voor 5) is ontleend aan de stad Leiden, waar het gemuteerde eiwit voor het eerst, in 1994 in het wetenschappelijke tijdschrift Nature, werd beschreven door prof. Dr. R.M. Bertina, hoogleraar in de biochemie van hemostase en trombose aan de Rijksuniversiteit Leiden. Diens ontdekking trok wereldwijd aandacht.

Oppassen dat ik als agent geen letsel oploop

In 2010 stootte wijkagent Van den Brun zijn hoofd, tijdens zijn werk. De gevolgen waren aanzienlijk. ,,Zonder dat ik er erg in had, was een klein bloedvat in mijn hoofd gaan bloeden. Door het gebruik van mijn antistolling bleef het bloeden en na acht weken kreeg ik uitvalverschijnselen en bleek dat ik een grote bloeding in mijn hoofd had, een subduraal haematoom. Gevolg was een grote operatie aan mijn hoofd, gevolgd door een jaar revalideren.”

Ongeveer 13 jaar is Van den Brun wijkagent in het centrumgebied van Aalsmeer. Hij blijft er relaxed onder, maar het is wel duidelijk dat zijn werk – hij werkt nu bijna 40 jaar bij de politie – toch enige extra risico’s voor zijn gezondheid inhoudt. Immers, één keer zijn hoofd stoten had al flinke gevolgen. Hij lacht – ,,Natuurlijk  moet ik oppassen dat ik in niet in situaties verzeild raak waarbij ik letsel oploop. Een vechtpartij bijvoorbeeld. Kan zomaar gebeuren, ik moet extra alert zijn. Want doordat ik het bloedverdunnende middel marcoumar gebruik, kan ik een bloeding kan krijgen.”

En: ,,Recent ben ik aangereden en daardoor hard met mijn hoofd op straat terecht gekomen. Door mijn bloedverdunner had ik direct grote blauwe plekken en een dik, blauw oog. Omdat er werd gevreesd voor weer een bloeding, werd ik per ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis om een CT-scan van mijn hoofd te maken. Gelukkig was die bloeding er niet. Maar ik blijf wel alert op signalen die daar toch op kunnen duiden, want voor hetzelfde geld is er toch weer een klein vaatje in mijn hoofd geknapt.”

Zijn stollingsprobleem heeft Erik van den Brun talrijke keren in het ziekenhuis doen belanden. Een keer of zes nu, meent hij. ,,Ik heb al diverse vaatoperaties gehad, maar kan nog steeds niet lang staan, want dan krijg ik een dik en pijnlijk onderbeen door de slechte doorbloeding. Doordat ik meermalen een trombosebeen heb gehad, zijn veel vaten in mijn been slecht en zijn er zelfs enkele weggenomen. Gelukkig fiets ik als wijkagent veel. Dat doet mijn benen goed.”

Al met al blijkt trombose een dagtaak. Het op peil houden van zijn stolling is dikwijls een heel gedoe met thuisprikken, schema’s bijhouden en twee keer per jaar naar de trombosedienst. En dan de voorbereidingen voor de operaties: een heel gedoe om vóór de operatie te stoppen met marcoumar, mezelf fraxiparine-injecties te geven en na de operatie mijn stolling weer goed zien te krijgen. Gelukkig slik ik sinds kort een nieuwe bloedverdunner, rivaroxaban. Eén pilletje per dag, dat scheelt veel inspanning. Ik voel me daardoor toch iets minder patiënt.”

Overigens, pas enige jaren geleden openbaarde zich ook deze specifieke vorm van trombose bij zijn vader. Toen was het genetische spoor duidelijk en de cirkel rond. Opmerkelijk: de zoon ging de vader voor in erfelijkheid… En de twee dochters van het gezin? ,,We waren inderdaad bang dat zij mogelijk ook de Factor V Leiden geërfd zouden hebben. Dat gaf best wel onzekerheid. Maar, maar gelukkig hebben zij het niet. Geloof me, da’s een hele opluchting.”