'Hoe komt het dat een bepaald medicijn of een combinatie van middelen bij de een ernstige problemen veroorzaakt en bij de ander totaal niet...?'

MAASTRICHT – De tijd is niet ver meer dat voor patiënten met een ernstige (chronische) ziekte een ‘genetisch geneesmiddelenpaspoort’ wordt aangemaakt. Het voorschrijven van medicijnen door huisarts of specialist zal namelijk meer en meer genetisch maatwerk worden.

Dat voorziet Petal Wijnen, postdoc research analiste in het Centraal Diagnostisch Laboratorium (CDL) van het Maastricht Universitair Medisch Centrum. Dr. Wijnen werpt in het Nederlandse tijdschrift ‘ILD Care Today’ voor interstitiële longziekten* de vraag op waarom een bepaald medicijn of een combinatie van middelen bij de ene persoon een toxische (= giftige) reactie in de long of elders veroorzaakt, terwijl een andere patiënt daar totaal geen last van heeft. ,,Hoe komt dat?”

Longziekten hebben soms bijzondere namen: duivenmelkerlong, champignonkwekerslong, kaasmakerlong, boerenlong…

Petal Wijnen: ,,Om te begrijpen waarom een bepaald geneesmiddel schadelijk kan zijn, is het belangrijk de samenstelling te weten en hoe het medicijn in het lichaam wordt afgebroken (dat heet: ‘geklaard’). Sommige geneesmiddelen worden afgevoerd via de nieren en een goede werking van de nieren is dan essentieel. Andere middelen worden door bepaalde enzymen in de lever afgebroken.”

Uitscheiden

Een enzym is een eiwit dat er in deze gevallen voor zorgt dat een medicijn of wordt omgezet naar een werkzaam middel of dat het medicijn na toediening ook weer goed wordt uitgescheiden, aldus legt mevrouw Wijnen uit in het vaktijdschrift van de ILD Care Foundation. Daarin wordt regelmatig aandacht besteed aan een groep van zo’n 150 verschillende (*interstitiële) longziekten, zoals sarcoïdose, longfibrose ofwel bindweefselvorming in de long. Maar ook aandoeningen als duivenmelkerlong, champignonkwekerslong, kaasmakerlong, boerenlong, en door geneesmiddelen veroorzaakte problemen. Het gebruik van alcohol, roken en voeding kan de afbraak van medicijnen beïnvloeden.

Geneesmiddelen hebben als doel klachten te verlichten en ziekten te behandelen. Maar niet iedereen reageert hetzelfde op de voorgeschreven medicatie. Dat wordt mede bepaald door de aanleg tot het wel of niet in staat zijn om de geneesmiddelen functioneel te kunnen afbreken. Dat is één van de oorzaken van bijwerkingen of zelfs het niet werken van geneesmiddelen bij bepaalde personen. Inmiddels zijn er genetische tests beschikbaar voor ‘het eruit pikken’ van personen met aanleg om geneesmiddelen minder goed of slecht te verwerken.

Niet iedereen reageert hetzelfde op de voorgeschreven medicatie.

In haar publicatie beschrijft Wijnen het voorbeeld van een 42-jarige vrouw die zich in het ziekenhuis meldde met een sinds zes weken toenemende moeheid, kortademigheid en tintelingen in de vingers, handen en benen. ,,Ze voelde zich opgejaagd en had een versnelde hartslag van 110 slagen per minuut in rust. Patiënte had last van overgewicht (BMI 46 kg/m2), hoge bloeddruk, verdikking van de hartspier waarbij de linkerhartkamer was aangedaan; bovendien was zij depressief.”

In verband met deze depressieve klachten had haar psychiater – twee maanden voordat ze zich met kortademigheid in het ziekenhuis meldde – 75 mg van het antidepressivum venlafaxine voorgeschreven. Wijnen: ,,Aangezien er geen verbetering optrad, werd de dosis geleidelijk opgehoogd naar 225 mg per dag, maar dit had geen positief effect op haar klachten. Sterker nog, zowel de moeheid als de kortademigheid, de versnelde hartslag, ook de opgejaagdheid en de tintelingen in vingers, handen en benen verergerden.”

Aanbevolen concentratie

Uiteindelijk kwam men erachter, omdat haar klachten voor een groot deel overeen kwamen met mogelijke bijwerkingen van venlafaxine, dat het medicament niet goed door haar werd afgebroken dan wel uitgescheiden. Het hoopte zich als het ware op, tot ruim zes keer de aanbevolen concentratie. Het verklaarde haar hevige benauwdheid: de zogenoemde ‘diffusie-capaciteit’ van haar longen, die aangeeft hoeveel zuurstof vanuit de longblaasjes wordt doorgegeven aan de haarvaten en daarmee aan de rode bloedcellen, bleek daardoor verlaagd naar 61 procent.

Zo’n 20.000 mensen  in Nederland lijden aan een ‘diffuse’ longaandoening.

Bij het voorschrijven van geneesmiddelen dient de arts rekening te houden met geslacht, ras, leeftijd en aanleg van de patiënt, want iedereen is uniek”, stelt Wijnen. ,,De kennis van farmacogenetica (die bekijkt hoe de genetische achtergrond van een patiënt bijdraagt aan de werking van geneesmiddelen) is hierbij van groot klinisch belang voor het bepalen van de individuele gevoeligheid van een patiënt voor een medicijn, Maar, ook noodzakelijk voor eenieder die medicijnen voorschrijft!”

Bijwerkingen

Is het mogelijk vooraf te voorspellen of iemand wel of niet (en op de juiste wijze) reageert op het middel, waarvoor het specifiek bedoeld is? Wijnen, die in maart dit jaar promoveerde op een proefschrift over longziekten, zegt: ,,Veel wordt gedaan aan een beschouwing van eventuele bijwerkingen, voordat medicijnen toelaatbaar worden geacht voor gebruik in de praktijk. Weinig onderzoek wordt echter gedaan naar het mogelijke effect van gebruik van meerdere medicamenten tegelijkertijd.”

En, besluit zij: ,,Farmaceutische bedrijven investeren voornamelijk in de bijwerkingen van het product wat zij leveren. Nog onvoldoende wordt meegewogen dat patiënten vaak meerdere aandoeningen hebben en dus ook meerdere medicamenten gebruiken. Deze medicijnen kunnen elkaar beïnvloeden en uiteindelijk een toxisch effect bij de patiënt veroorzaken. Bij het bepalen of een middel veilig is voor een patiënt, zou in de toekomst nog meer aandacht besteed dienen te worden aan het effect van het gebruik van combinaties van middelen.”

Zie hier het proefschrift ‘Polymorphisms in interstitial lung diseases: Friend or foe?’ van Dr Petal Wijnen.

Foto: Pixabay