GRONINGEN – Getransplanteerde nieren hebben baat bij extra zuurstof voorafgaand aan hun plaatsing in het lichaam van de ontvanger. Dat blijkt uit gezamenlijk onderzoek van het Universiteitsziekenhuis van Leuven, het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en de Universiteit van Oxford.
Nieren die zuurstof hadden gekregen, bleken een jaar na hun ‘overplanting’ veel minder vaak te worden afgestoten en tot betere overlevingskansen te leiden. ,,Voor patiënten die een niertransplantatie nodig hebben, is dit een grote stap voorwaarts”, concluderen de onderzoekers, die onlangs hun bevindingen meldden in het wetenschappelijke tijdschrift The Lancet.
Zuurstofgebrek
Donornieren kunnen tijdens het wachten op transplantatie op verschillende manieren koud worden bewaard: op ijs of in/op een machine die een koelvloeistof door de nier pompt. ,,Tien jaar geleden is al bewezen dat machinebewaring beter is voor de nieren”, reageert Sijbrand Hofker, transplantatiechirurg van het UMC Groningen, in een publicatie van ‘zijn’ ziekenhuis. ,,Wat echter nog niet is onderzocht, is de invloed van het zuurstofgebrek die tijdens koude bewaring optreedt. Intussen heeft onderzoek echter wel aangetoond dat zuurstofgebrek een belangrijk probleem is in transplantatie.”
De Belgische, Britse en Nederlandse onderzoekers hebben daarom onderzocht of het toedienen van zuurstof aan een donornier gunstig is voor het orgaan. Elke donor heeft twee nieren die aan twee verschillende ontvangers worden gegeven. De onderzoekers dienden zuurstof toe aan één nier. De andere nier van dezelfde donor kreeg geen zuurstof. Een jaar na de transplantatie controleerden ze de nierfunctie van de ontvanger door te meten hoeveel bloed de nier per minuut kon zuiveren (de zogeheten glomerulaire filtratiesnelheid).
Nierfunctie
Wanneer beide nieren van dezelfde donor na een jaar nog goed functioneerden, was er geen belangwekkend verschil in nierfunctie tussen de nieren met en zonder zuurstoftoediening. ,,Toen we echter keken naar de nieren die in dat jaar helemaal niet meer functioneerden en daarom ‘verloren’ waren, of acute afstotingsverschijnselen vertoonden, was er een verschil. Het relatieve risico op acute afstoting was met bijna de helft verminderd in nieren die zuurstof hadden gekregen, en het nierverlies was sterk verminderd ”, zegt Ina Jochmans, transplantatiechirurg in het UZ Leuven.
Mechanisme
Deze resultaten komen overeen met wat wetenschappers nu weten over het mechanisme waarmee zuurstoftekort schade kan veroorzaken. ,,Zuurstoftekort vóór transplantatie zet een complexe reactie in gang die een ontstekingsreactie in de nier na transplantatie veroorzaakt”, zegt Jochmans. ,,Deze ontstekingsreactie kan het orgaan gevoeliger maken voor afstoting. Dit kan op zijn beurt leiden tot littekens in het weefsel, waardoor de nierfunctie afneemt en de nier zelfs helemaal niet meer functioneert.”
Het onderzoek werd uitgevoerd op organen van zogenaamde ‘hartdode’ donoren. Dit betekent dat het overlijden van de donor wordt bepaald op basis van het stilvallen van de circulatie. Het hart pompt dus geen bloed meer op het moment van donatie. Deze organen hebben een ernstig zuurstofgebrek voordat de orgaandonatie plaatsvindt. Daarom kunnen ze mogelijk meer baat hebben bij zuurstoftherapie dan organen van ‘hersendode’ donoren, van wie de dood wordt bepaald op basis van neurologische criteria. In de afgelopen jaren is het aantal ‘hartdode’ donoren sneller gestegen dan het aantal hersendode donoren.
- Alle niertransplantatiecentra in België en Nederland, enkele Engelse niertransplantatiecentra en alle aangesloten donorziekenhuizen namen deel aan dit grootschalige onderzoek.