De trieste balans van twee virusgolven in Nederland
DEN HAAG – COVID-19, de nieuwe (long)ziekte veroorzaakt door het coronavirus, heeft vorig jaar in Nederland aan zeker 20.000 mensen het leven gekost. Dat blijkt uit zojuist bekend gemaakte voorlopige berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de doodsoorzaken in 2020.
Een op de acht overlijdens was het gevolg van een uit de hand gelopen coronabesmetting, stelt het CBS. Dat komt neer op ongeveer 12 procent van alle sterfgevallen in Nederland. De slachtoffers vielen tijdens de eerste twee virusgolven.
Totaal stierven vorig jaar 168.678 inwoners van Nederland. Aan kanker en andere zogeheten nieuwvormingen (kwaadaardige of goedaardige weefselgroei) overleden 47 duizend mensen (bijna 28 procent), en aan hart- en vaatziekten stierven 37 duizend mensen (bijna 22 procent).
Verschuivingen
Volgens de CBS-onderzoekers erschuivingen in de meest voorkomende groepen doodsoorzaken tijdens de coronapandemie’. De auteurs stellen daarin: ,,In dit artikel is gekeken naar de sterfte aan de belangrijkste groepen doodsoorzaken in de afgelopen twintig jaar om zo antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre de coronapandemie in 2020 van invloed is geweest op de bestaande trends in doodsoorzaken. In de eerste plaats is duidelijk dat COVID-19 tot fors meer extra sterfte heeft geleid. De eerste schatting, op basis van de totale sterfte ten opzichte van de verwachte sterfte, was een oversterfte van ruim 15 duizend mensen. Op basis van de doodsoorzaak-verklaringen blijkt dat in 2020 bij ruim 20 duizend sterfgevallen COVID-19 een cruciale rol speelde bij het overlijden.”
Kwetsbaarder
Bij mensen van 80 jaar en ouder, en in mindere mate ook 65-plussers, daalde de sterfte aan andere doodsoorzaken dan COVID-19 harder dan in de voorafgaande jaren. Dat kan duiden op een zogenoemd ‘substitutie-effect’; mensen die al lijden aan een ziekte en daarmee kwetsbaarder zijn voor het coronavirus, overlijden aan COVID-19 en niet aan hun andere gezondheidsproblemen. De cijfers laten zien dat er in 2020 relatief minder ouderen overleden aan kanker, hart- en vaatziekten, psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel, en ziekten van de ademhalingsorganen.
De sterfte aan kanker en hart- en vaatziekten daalt sinds 2000. Die daling zette in 2020 dus door. De sterfte aan hart- en vaatziekten liep meer terug dan in eerdere jaren: in 2020 overleden 5 procent minder mensen aan deze doodsoorzaak dan een jaar eerder, in de voorafgaande jaren was de daling ongeveer 3 procent. Ook de sterfte aan kanker en andere nieuwvormingen nam iets meer af, met ruim 2 procent.